Hannah Arendt
Hannah Arendt (1906-1975) is een van de belangrijkste politieke denkers van de twintigste eeuw. De Duits-joodse filosofe werd geboren in 1906 en groeide op in Königsberg. Ze studeerde filosofie onder Martin Heidegger en Karl Jaspers. Toen de nazi's aan de macht kwamen, vluchtte ze via Parijs naar de Verenigde Staten, waar ze bleef wonen tot haar dood in 1975. Arendts privéleven was nauw verweven met haar publieke leven en haar werk. Tegen de achtergrond van het fascisme is Hannah Arendts filosofie vooral een denken van vrijheid in politieke zin, een denken dat echter nooit volledig academisch is. Het voortdurend samengaan van denken en oordelen vormt de rode draad in haar werk. De geschiedenis is volgens haar niet te reduceren tot een uiting van de wil. In Arendts denken gaat het erom concrete situaties in de wereld te begrijpen en een aan de gang zijnde crisis te duiden. Haar ideeën waren nooit populair, ze stonden steeds dwars op de tijdgeest. Vooruitgang betekende voor Arendt een historicistische illusie en de sociale kwestie plaatste ze buiten de politiek. Ze bekritiseerde bevrijdingsbewegingen, het progressieve feminisme en andere vormen van 'slachtofferisme' en vreesde bij identificatie een beklemmende orthodoxie. Politiek handelen kan volgens Arendt nooit gebaseerd worden op een afgebakende doctrine zoals socialisme, liberalisme of conservatisme, maar moet uitgaan van de menselijke pluraliteit, van de veelheid aan mogelijke gezichtspunten in een zaak. Politiek handelen is de moeilijke kunst van het oordelen waarbij we rekening houden met de menselijke diversiteit in een gegeven historische situatie. Arendts discours over Israël en de Verenigde Staten, over het kwaad in de wereld, over terrorisme en wereldvreemdheid, maar ook over de kracht van de democratie hebben niets aan actualiteit ingeboet.